-
1 survive
v. overleven; in leven blijven[ səvajv]1 overleven ⇒ voortbestaan, bewaard blijven, langer leven dan; 〈 figuurlijk〉 zich (weten te) handhaven♦voorbeelden:survive one's children • zijn kinderen overleven -
2 Blue Lagoon
de Blauwe Lagune (film met Bruck Shilds over twee kinderen die op eiland aangespoeld zijn en zich daar weten te handhaven)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский